PlusAchtergrond
Het idee dat alles in Nederland piekfijn is geregeld verdampt: ‘De burger voelt zich in de steek gelaten’
Stijgende prijzen, een naderende recessie, overal personeelstekort: eind 2022 lijkt Nederland te piepen en te kraken. Is het tanende vertrouwen in het probleemoplossende vermogen van de overheid te keren? ‘Het geloof in markt en in zelfredzaamheid worden niet meer breed gedeeld.’
Jarenlang klopte Nederland zich zelfgenoegzaam op de borst: wat hadden we het hier goed voor elkaar. Een solide verzorgingsstaat, een robuust pensioenstelsel, en publieke voorzieningen waar ze in andere landen jaloers op zijn. Op ranglijsten van landen waar je het beste zou kunnen wonen stond Nederland steevast in de bovenste regionen, alleen de Scandinavische landen gingen nog weleens voor.
Maar het afgelopen jaar bleek het rotsvaste geloof in het ‘gave landje’ (dixit Mark Rutte) aan erosie onderhevig te zijn. Was het allemaal wel zo goed geregeld als vaak gedacht? Plotseling werd het verval op tal van terreinen zichtbaar. Wie een vlucht vanaf Schiphol heeft geboekt, mag inmiddels blij zijn als ie na uren en uren wachten mee mag, mensen die een beroep doen op de geestelijke gezondheidszorg stuiten op een eindeloze wachtlijst en het personeelstekort in het onderwijs en de kinderdagopvang is zo nijpend dat ouders de kinderen geregeld ongepland thuis hebben zitten.
Onderwijl neemt het vertrouwen in het oplossend vermogen van de overheid af, blijkt ook uit onderzoeken. Het nationale humeur wordt sinds 2008 gemonitord door het Cultureel en Sociaal Planbureau, dat periodiek het rapport Burgerperspectieven uitbrengt. De somberte over de stand van het land neemt toe: dit najaar bleek dat 49 procent van de ondervraagden vindt dat het de verkeerde kant op gaat met Nederland; slechts 19 procent vindt dat het goed gaat. Er zijn met name zorgen over de economie, een groeiende kloof tussen arm en rijk en de manier waarop groepen met elkaar samenleven.
Maar ook aan het vermogen van de politiek om problemen op te lossen wordt meer getwijfeld: men is tevreden over de democratie, maar ontevreden over het openbaar bestuur. Daarbij dringt steeds meer het besef door dat de burger z’n eigen boontjes moet doppen.
Iemand die zich vastgebeten heeft in de verhouding tussen burger en overheid is Wilco van Dijk, hoogleraar economische psychologie aan de Universiteit Leiden. Volgens hem moeten we snel af van het idee dat in Nederland voor alle groepen alles piekfijn geregeld is. “We hebben steeds meer overgelaten aan de markt, maar de markt heeft geen hart, en houdt geen rekening met persoonlijke omstandigheden. Mensen die in de knel komen, zijn juist degenen die het minst zelfredzaam zijn.”
Zelfredzaamheid
De onvrede wordt flink breder nu ook de middengroepen worden getroffen: forensen voor wie geen plek meer is in de volle trein, mensen die maanden moeten wachten op een medische ingreep, huishoudens waar de energierekening vier keer over de kop gaat.
De algemene reflex is nog steeds om dan vragend richting de overheid te kijken: die moet compenseren, de pijn verzachten, het probleem oplossen. Maar daartoe is die overheid steeds minder goed in staat. Van Dijk: “Deels vanwege uitvoeringsproblemen, zoals je onder meer bij de Belastingdienst ziet. Beleid moet vooraf rekening houden met waar het mogelijk gaat knellen voor burgers. Bovendien kun je niet eindeloos blijven compenseren: publiek geld wordt uiteindelijk door ons allemaal opgebracht.”
Decennia van privatiseringen, het prediken van ‘zelfredzaamheid’ en het hameren op de ‘participatiesamenleving’ tonen op dit moment hun keerzijde, zegt Evelien Tonkens, hoogleraar burgerschap aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. “Lange tijd werd er veel heil verwacht van de markt, maar die fantasieën zijn niet uitgekomen. Tegelijkertijd is er de afgelopen decennia weinig geïnvesteerd in collectieve problemen op de lange termijn, zoals klimaat, vergrijzing of migratie. De markt, of het zelfredzame individu zouden dit wel oplossen, was de gedachte. Inmiddels voelt de burger zich in hoge mate in de steek gelaten door de overheid. Daarmee wankelt het idee van een zorgzame overheid, die zich bekommert om mensen die het moeilijk hebben.”
De participatiesamenleving, een term die koning Willem-Alexander in 2013 in de troonrede muntte, kent een belangrijke weeffout, zegt Van Dijk. “Er wordt steeds meer zelfredzaamheid van burgers verwacht. Maar zelf dingen regelen, ook aanspraak maken op het vangnet dat de overheid wel biedt, vergt vaardigheden die mensen in financiële nood vanwege de bijkomende stress vaak ontberen. Terwijl het aanvragen van toeslagen of subsidies voor bijvoorbeeld duurzaamheid voor mensen die het nauwelijks nodig hebben, en deze stress niet ervaren, veel makkelijker is.”
Zelfversterkend effect
Het besef dat de overheid niet alle problemen meer kan oplossen en de onzekerheid die daarmee gepaard gaat kan een zelfversterkend effect krijgen. Gevoelens zijn geen feiten, maar economie is ook niet los te zien van emoties. Toen het Centraal Bureau voor de Statistiek in november vaststelde dat de Nederlandse economie in het derde kwartaal was gekrompen waarschuwde hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen dat we onszelf ‘niet een recessie in moeten praten’. “Technisch gezien is er geen recessie, maar je kan er ook anders naar kijken. De zorgen om de inflatie zijn groot en er zijn meer onzekerheden,” zei hij.
Anders gezegd: hoe meer mensen zich zorgen maken over de economie, hoe groter de kans op economische neergang. En zo kan het tanende vertrouwen in het probleemoplossende vermogen van de overheid, en de ergernis over het vastlopen van steeds verder uitgeklede publieke diensten, er ook voor zorgen dat de burger en de overheid nog verder van elkaar afdrijven.
Toch ziet Tonkens een kantelpunt naderbij komen. “Het neoliberale geloof in markt en zelfredzaamheid worden niet meer breed maatschappelijk gedeeld. Helaas zit er vaak een jaar of twintig tussen het idee dat iets anders moet, en het vastleggen daarvan in wet- en regelgeving. Maar nu zijn er al plannen om bijvoorbeeld de kinderopvang collectief en gratis te maken. Dat zal nog een hele opgave worden, maar het toont wel aan dat het idee van de overheid die alles aan de markt overlaat langzaamaan wordt losgelaten.”