PlusInterview

Haar vader werd vermoord in Sobibor – hij wordt nu herdacht in OBA Fonds

Beide ouders van Carla Josephus Jitta werden vermoord in Sobibor. Haar vader, oud-voorzitter van de bibliotheek, wordt nu blijvend herinnerd met het nieuwe OBA Josephus Jitta Fonds.

Hanneloes Pen
Carla Josephus Jitta is blij met het nieuwe OBA-fonds. ‘Mijn vader was zeer sociaal voelend.’ Beeld Lin Woldendorp
Carla Josephus Jitta is blij met het nieuwe OBA-fonds. ‘Mijn vader was zeer sociaal voelend.’Beeld Lin Woldendorp

De liefde voor kunst en cultuur zit in de genen van de ­invloedrijke Joods-Amsterdamse familie Josephus Jitta. Het waren generaties lang belangrijke drijfveren voor de kunstminnende familie, bestaande uit hoogleraren, bankiers en filantropen, die ook educatie hoog in het vaandel hadden staan.

De overgrootvader van Carla Josephus Jitta (87), de bankier en filantroop A.C. Wertheim, was financier van belangrijke culturele en sociale organisaties in de stad, zoals Het Nederlandsch Tooneel en het Burgerziekenhuis. Naar hem werd het Amsterdamse park vernoemd. Een van zijn zonen richtte samen met anderen de vereniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken in Amsterdam op.

Binnenkort wordt naar haar vader, Joseph Alfred (Jo) ­Josephus Jitta, die door de nazi’s in Sobibor werd vermoord, een fonds vernoemd: het OBA Josephus Jitta Fonds. Jitta is er verrukt over. “Het past helemaal bij wie mijn vader was. Het was zijn stijl om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Hij was zeer sociaal voelend en zeer Amsterdams.” Dat haar vader van 1934 tot 1940 voorzitter was van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek, wist ze niet. Ze wist wel dat hij het Rosarium in het Vondelpark had laten ­aanleggen en voorzitter was van de Nederlandsche Vereeniging Concertgebouw-Vrienden.

Jitta heeft haar vader tot haar elfde gekend. Haar ouders lieten haar en hun twee jaar oudere zoon Alfred in 1942, apart van elkaar onderduiken. Het echtpaar besloot zelf in 1943 een veilig adres te vinden en nam een ‘passeur’ in de arm die hen naar de grens zou brengen. In Het Gooi leverde deze man, een beruchte Jodenjager, hen uit aan de ­Sicherheitsdienst.

Verwerking

Het echtpaar belandde in de gevangenis aan de Amstelveenseweg en werd via Westerbork op transport gezet naar Sobibor, waar ze op 9 april 1943 werden vermoord. De kinderen Josephus Jitta werden uiteindelijk ook verraden en ­gingen in september 1944 via Westerbork naar Theresienstadt, waar ook hun grootmoeder terecht was gekomen.

Als twaalfjarige zag Carla Jitta de verschrikkingen en menselijke gedragingen in het kamp. En zo jong als ze was, wist ze: dit moet ik later aan mijn kinderen vertellen. “Ik zag wat de mensen elkaar aandeden. Ze stalen van elkaar, verdrongen elkaar bij het eten en dachten puur aan zichzelf. Ieder vocht voor zijn eigen leven. Dat was zo schokkend. De ethische normen waren helemaal weggevallen.”

Zij en haar broer kwamen terug uit Theresienstadt, hun grootmoeder stierf kort daarna. De eerste 25 jaar sprak ­Jitta niet over de oorlog. Een oom raadde haar begin jaren vijftig aan die oorlog maar te vergeten. “Niemand praatte erover. Of je nu in een kamp had gezeten of de Hongerwinter had meegemaakt. De oorlog was voorbij. We bouwden immers het land op,” zegt Jitta, die medisch analist werd.

Tussen 1960 en 1966 ging ze in psychoanalyse. Het was haar te heftig geworden. “Dat hielp enorm. Daardoor heb ik veel kunnen verwerken.”

Ze besloot haar oorlogservaringen met de buitenwereld te delen. “Medio jaren tachtig toonde een leraar maatschappijleer van een kind van een vriendin, de film Shoah over de Jodenvervolging in de klas. Ik vond dat ik beter de oorlog kon bespreken dan zo’n jonge leraar. Het was tijd erover te praten, het is belangrijk dat de jeugd ervan af weet. Aanvankelijk was het doodeng, maar het ging me steeds beter af.”

Het praten, wat ze zo’n twintig jaar lang voor klassen en groepen heeft gedaan, hielp Jitta bij de verwerking van haar oorlogservaringen. “Toch emotioneert het me elke keer weer.”

In haar woonkamer in Amsterdam-Zuid staat een foto van haar ouders, haar broer Alfred en haarzelf op de secretaire. Het portret is in 1942 gemaakt. Meer Joden lieten aan het begin van de oorlog als herinnering een foto ­maken.

Dat zij Joods waren, wist Carla Jitta vroeger niet. Haar ouders zaten bij de Remonstrantse Broederschap. “Het zijn het soort mensen waar we ons thuis voelen en bij horen. Het zijn mensen die verantwoordelijkheid nemen, zelf denken en verdraagzaam zijn. Als kind kende ik geen Joodse tradities. De oorlog heeft ons Joods gemaakt.”

Uit de secretaire pakt ze het plakboek dat haar broer ­Alfred na terugkomst uit het kamp maakte. Behoedzaam slaat Jitta de bladzijden om. In het boek zitten onder meer gele Jodensterren, ‘lagergeld’ en etenskaarten uit Westerbork, een plattegrond en ‘lagergeld’ uit Theresienstadt. “En dit vodje papier, dat mijn leven heeft gered.”

Het papier dat ze aanwijst zit opgevouwen in een soort etuitje met een koordje eraan. Jitta droeg het in het kamp om haar hals. Het zijn haar Remonstrantse dooppapieren, waarop een beetje gesjoemeld is met de datum van doop: 1939. Dankzij dit document ging ze niet met het transport naar Auschwitz mee maar met dat naar ‘modelkamp’ Theresienstadt, waar de overlevingskansen veel groter waren.

Jodenjager

“Onze dooppapieren kregen we op het nippertje binnen, op 2 september 1944. Een dag voordat het laatste transport naar Auschwitz ging, met Anne Frank en haar familie erin. Wij mochten door dat papier met het transport op 4 september mee, het laatste transport naar Theresienstadt. Het is daarom een heilig papiertje voor me.”

Jitta heeft zelf ook een plakboek met documenten gemaakt. Ook dat bladert ze door. “Van mijn vader wist ik weinig. Ik ben daarom op een gegeven moment met een onderzoek naar hem begonnen.” Aanzet tot dit onderzoek was ook de uitgave van het ­namenboek In Memoriam in 1995, met de namen en gegevens van alle Joden, Sinti en Roma uit Nederland die door de nazi’s zijn vermoord. Hierin vond ze ook de namen van haar ouders, Joseph ­Alfred Josephus Jitta en Rosi Jo­sephus Jitta-Fleck, met de kampnaam en een asterisk ­erachter, omdat de doodsoorzaak ‘onbekend’ zou zijn.

“Ik was daar erg door van slag. Het Rode Kruis stuurde onze toeziend voogd in 1948 ­namelijk een brief dat mijn ouders in Sobibor waren vermoord.” In de nieuwe uitgave De 102.000 Namen die vorig jaar uitkwam, zijn die gegevens gecorrigeerd.

In het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) zocht Jitta naar de Joden­jager die haar ouders aan de SD uitleverde: G. J. H. Ganzevles, een stoffeerder uit Hilversum. Een fanatieke antisemiet. Hij deed zich voor als lid van het verzet en beweerde dat hij Joden naar Zwitserland kon brengen. In werkelijkheid leverde hij ze uit. Volgens Loe de Jong zou Ganzevles tegen betaling van 2500 gulden mensen naar het grensgebied hebben gebracht.

Na de oorlog, in 1947, kreeg de 48-jarige Ganzevles de doodstraf. In zijn CABR-dossier vond Jitta de processtukken. “Ik zag zijn foto: een lachende man met een glas wijn. Hij had meer dan 68 Joden verraden. De namen van mijn ouders stonden erbij.”

Tussen 1998 en 2011 schreef Carla Jitta het boek Ik worstel en kom boven… Hierin beschrijft ze dat ze in Westerbork naar de paarse hei kijkt. “Ik kon het prikkeldraad wegdenken. Ik kneep mijn ogen samen en zag het niet meer. Dan stijg je boven jezelf uit. In mijn gedachten was ik vrij. Lichamelijk kunnen ze me van alles aandoen, maar geestelijk niet, dacht ik. Mijn moeder gaf me ook een goede raad: doe wat je hart je ingeeft. Dan sta je sterker.”

Hulp bij taalachterstand

Het OBA Josephus Jitta Fonds wordt in het leven geroepen ter ere van het 100-jarig ­bestaan van de Openbare Bibliotheek. Het fonds is bedoeld voor het opzetten van projecten voor kinderen met leerachterstanden.

Maar liefst 34 procent van de Amsterdamse kinderen heeft aan het ­begin van zijn schoolcarrière in het basisonderwijs een flinke taalachterstand. Voor de ­ontwikkeling van kinderen is lezen, samen leren en ­ontdekken belangrijk.

Donaties voor dit fonds worden gebruikt om kinderen ­stimulerende ­activiteiten aan te bieden en de collecties in de buurtbibliotheken en op scholen uit te breiden.

Kinderen die plezier krijgen in lezen en ‘leeskilometers’ maken, vergroten hun woordenschat en andere vaardigheden, waardoor hun kansen voor de toekomst groter worden.

De OBA wil het fonds ook gebruiken voor de aanpak van laaggeletterdheid en het ontwikkelen van digitale vaardigheden bij de ouders van kinderen met achterstanden.

Grote en kleine donaties zijn welkom via NL16 RABO 0149 2444 52. Zie ook oba.nl/steunons.

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden