Grote steden vragen kabinet om landelijke feestdag afschaffing slavernijverleden
Een nationale feestdag op 1 juli, een landelijk onderzoek naar het koloniaal verleden en een bureau dat racisme en discriminatie bestrijdt: de vier grote steden vragen het nieuwe kabinet om meer betrokkenheid bij het thema slavernijverleden.
In een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer vragen de besturen van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht het kabinet in wording om ‘de verborgen en ongemakkelijke geschiedenis’ uit de schaduw te halen. ‘De verhalen van het slavernijverleden en de koloniale geschiedenis moeten in openheid worden besproken,’ vinden de vier verantwoordelijke wethouders, onder wie de Amsterdamse bestuurder Rutger Groot Wassink.
In Amsterdam en Rotterdam verschenen het afgelopen jaar onderzoeken naar het koloniale verleden van de steden en hun betrokkenheid bij slavenhandel en slavernij, in Utrecht en Den Haag wordt gewerkt aan dergelijke studies. De vier steden willen dat er ook een landelijk onderzoek komt. ‘Niet alleen steden hebben een verleden,’ staat in de brief. ‘Nederland kent een veelkleurige en veelstemmige samenleving, maar persoonlijke verhalen worden te weinig gedeeld.’
De uitkomst van zo’n landelijk onderzoek kan volgens de briefschrijvers ook dienen als bouwsteen voor een antwoord op de vraag of Nederland zijn excuses moet aanbieden voor zijn rol in de trans-Atlantische slavernij. De stad Amsterdam zal waarschijnlijk op 1 juli in het Oosterpark tijdens de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij excuses maken. Rotterdam heeft aangekondigd daar later dit jaar een besluit over te nemen.
Sancties
De steden vragen verder om de reeds aangekondigde komst van een Nationaal Coördinator Racismebestrijding uit te breiden met een Nationaal Bureau Racisme en Discriminatie. Dit bureau moet landelijk beleid ontwikkelen om inclusie te bevorderen en discriminatie tegen te gaan, onderzoek doen en ook de mogelijkheid krijgen om sancties op te leggen aan door de overheid gefinancierde organisaties die zich schuldig maken aan discriminatie of racisme.
Een ander punt op het verlanglijstje is een nationale feestdag op 1 juli, de dag van de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën in 1863. ‘Door te gedenken legt de samenleving verantwoordelijkheid af, maar committeert zij zich ook aan een samenleving en een toekomst waarin geen ruimte is voor racisme en kansenongelijkheid. Het zou een dag moeten zijn om te rouwen en te vieren, om naar geleerde lessen uit het verleden te kijken en naar een gedeelde toekomst.’
Binnen de Afro-Surinaamse gemeenschap gaan al langer stemmen op om van 1 juli een vrije dag te maken, zoals dat ook in Suriname het geval is. Een meerderheid van de Amsterdamse gemeenteraad ondersteunde dat verzoek vorig jaar met een motie. In 2023 is het 160 jaar geleden dat de wettelijke afschaffing van de slavernij ook praktijk werd. De herdenking van dat jaar wordt gezien als een geëigend moment voor de invoering van de nieuwe feestdag.