PlusReportage
GGD neemt laatste coronatest af: ‘We zijn terug bij het oude normaal’
In heel Nederland sluiten vandaag de teststraten. Zo ook de coronateststraat van de GGD Amsterdam bij de RAI. De mijlpaal markeert het einde van de pandemie. ‘We moeten hiervan leren en waken dat het in de toekomst niet blijft bij plannen die in stoffige kast verdwijnen,’ zegt viroloog en OMT-lid Menno de Jong.
Op een zonnige vrijdagmorgen meldt Nanda (55) zich met mondkapje in het GGD Paviljoen bij de RAI. Ze is al een paar weken ziekjes en snotterig, en ze wil na drie negatieve thuistests nu echt weten of het covid is. “Als het covid is, neem ik sneller een paar dagen echt rust. Nu werk ik gewoon door, maar ik ben ook niet helemaal lekker.”
Nanda is een van de laatste Amsterdammers die bij de GGD een coronatest laat afnemen. Over twee uur sluit de GGD de deuren van de teststraat. Dan is het klaar, na drie jaar en meer dan 2 miljoen testen in de stad. “Dit is een mijlpaal,” zegt Kim Hoogendijk, adjunct-hoofd van het coronateam.
Vinger in de dijk
In heel Nederland sluiten vandaag de teststraten. Ruim 12 miljoen mensen kregen er een of meerdere keren een stokje in neus en keel. De GGD’en voerden meer dan 31 miljoen tests uit, waarvan een kwart positief was. Nederland is nu aangewezen op zelftests of commerciële testbureaus.
“Ik kan me de eerste tests nog herinneren,” zegt Anja Schreijer, destijds hoofd van de de afdeling algemene infectieziekten bij de GGD en lid van het Outbreak Management Team (OMT). “Tests waren toen nauwelijks beschikbaar. Gingen we op ons fietsje door de stad om één persoon thuis te testen in een poging het virus te bestrijden.”
Achteraf voelt dat als een vinger in de dijk steken om een gigantische vloedgolf tegen te gaan, zegt Schreijer. Maar toch is het niet voor niets geweest. Er is heel veel kennis opgedaan over bijvoorbeeld het opbouwen van teststraten, het opleiden van personeel en het optuigen van ict-systemen. Die kennis moet behouden blijven en worden uitgebreid, zegt Schreijer.
‘Tandje erbij’
Daarvoor is onder meer de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) (LFI) in het leven geroepen, een nieuw onderdeel van het RIVM. Schreijer werkt zelf inmiddels ook bij een kenniscentrum dat Nederland beter moet voorbereiden op een pandemie of een andere ramp. Sinds vorig jaar is ze medisch directeur van het Pandemic & Disaster Preparedness Center (PDPC), dat is ondergebracht bij het Erasmus MC. “Het onderwerp leeft, maar er mag van mij nog wel een tandje bij.”
Ook viroloog Menno de Jong (Amsterdam UMC) maakt zich sterk om de opgedane kennis en ervaringen over virusbestrijding te verankeren. In samenwerking met de GGD richtte hij met z’n collega’s een voor Nederland uniek systeem op om de virusverspreiding in de gaten te houden. Terwijl het kabinet eind 2021 het luchtruim sloot in een poging de omikronvariant buiten de deur te houden, wist De Jong eerder dan het RIVM dat omikron al circuleerde in Amsterdam. Dat bleek immers uit de snelle onderzoeksresultaten van de tests die de GGD in de RAI had afgenomen. Zo werd de situatie in Amsterdam een betrouwbare voorspeller voor de rest van Nederland.
“De pandemie ligt nog vers in het geheugen,” zegt De Jong. “Het is nu het moment om de kennis te borgen. Veel mensen die zich hier nu mee bezighouden, gaan binnen tien, twintig jaar met pensioen. We moeten ervoor waken dat het bij plannen blijft die in stoffige kast verdwijnen.”
Simulatieoefeningen
Net als Schreijer wijst De Jong op het belang van simulatieoefeningen met virusuitbraken, maar ook op een goede communicatie met de bevolking. Dit om de verdeeldheid zo klein mogelijk te houden. Beide OMT-leden kregen te maken met bedreigingen van virusontkenners.
Dat de testlocatie bij de RAI nu sluit, is mede op advies van De Jong. Als OMT-lid heeft hij meegeschreven aan het advies aan minister Kuipers (Volksgezondheid) om het coronavirus als ‘normaal’ luchtwegvirus te beschouwen, net als bijvoorbeeld de griep of het rs-virus. Dat een volstrekt nieuw virus na zo’n grote pandemie officieel de status krijgt van ‘normaal’, heeft niemand ooit meegemaakt. “Dat moment is dus voor sommigen misschien een beetje eng, maar ik sta er volledig achter.”
In het besluit ziet De Jong ook de bevestiging dat geen sprake is geweest van ‘een nieuw normaal’. “Ik was tijdens de pandemie altijd al wat kritisch op dat begrip, omdat ik ervan uitging dat we uiteindelijk weer in het ‘oude normaal’ zouden komen, misschien met wat meer bewustzijn over de gevaren van luchtwegvirussen. Dat moment is nu aangebroken.”
‘Vogelgriep baart zorgen’
Een infectieziekte die viroloog Menno de Jong (Amsterdam UMC) met het oog op een mogelijke nieuwe pandemie wel ‘een beetje’ zorgen baart, is de vogelgriep. Die zorgt overal ter wereld voor grote sterfte onder trekvogels en pluimvee. Ook zijn al mensen en andere zoogdieren besmet, zoals honden, vossen en zeehonden.
Al in 2003 hield De Jong zich in Vietnam bezig met het zogenoemde H5N1-virus, vernoemd naar de virusbouwstenen hemagglutinine en neuraminidase. “Dat waaide toen voorbij als bedreiging voor mensen, maar die bedreiging is niet verdwenen. Sterker, onder vogels is een verwant virus uitgegroeid tot een pandemie.”
Er blijft een kans bestaan dat het virus zich aanpast, waardoor het ook voor mensen gevaarlijk wordt. Voor zo’n aanpassing zijn niet zoveel mutaties nodig, al is de kans enorm klein dat die allemaal tegelijk in één virusvariant terechtkomen.
Een bijzonder risico ligt mogelijk bij varkens, zegt De Jong. “Die zijn ontvankelijk voor de vogelgriep, maar ook voor de menselijke griep. Varkens kunnen een reservoir zijn voor gevaarlijke varianten voor mensen omdat de verschillende virussen daar met elkaar kunnen mixen. Kortom, de vogelgriep is wel iets om je een beetje zorgen om te maken. We moeten waakzaam zijn.”
De Jong erkent ook dat waakzaamheid en monitoring niet altijd leidt tot het voorkomen of indammen van gevaarlijke infectieziekten. De aanlooptijd van SARS-CoV-2 was heel kort omdat deze plotseling verscheen. Binnen enkele maanden was het wereldwijd een probleem, terwijl daar geen eerdere aanwijzingen voor waren. “Maar de vogelgriep hebben we gelukkig wel goed in het vizier.”