Reportage
Door nazi’s vermoorde Paroolmedewerkers herdacht: ‘Ontkennen had geen zin meer’
De tijdens de oorlog door nazi’s vermoorde medewerkers van het illegale Parool zijn zondag herdacht op de Eerebegraafplaats in Overveen. Een van hen is drukker Wim Gertenbach. ‘Dit is de laatste brief die je van mij zal ontvangen, want om 2 uur vanmiddag zal het doodvonnis over mij voltrokken worden.’
Familieleden van de oprichters, makers, drukkers en verspreiders van de krant legden op de jaarlijkse Paroolherdenking bloemen op de graven. Er werd twee minuten stilte gehouden en de vlag werd gehesen.
Op de Eerebegraafplaats liggen 373 verzetsstrijders, onder wie de mensen die tachtig jaar geleden, op 5 februari 1943, na het eerste Paroolproces werden gefusilleerd of in kampen of gevangenissen belandden.
Een van die mensen is de Zandvoortse drukker Wim Gertenbach die eerder op de dag in Zandvoort is herdacht.
Wim J. Gertenbach , geboren in 1904 in Zandvoort en vader van drie jonge kinderen, zei geen nee toen hem in november 1941 werd gevraagd het illegale Parool te drukken. Hij was eigenaar van de Electrische Drukkerij Gertenbach die zijn vader aan de Achterweg in Zandvoort was begonnen. Het drukken van het illegale Parool was een zeer gevaarlijke onderneming, want bij ontdekking was het bewijs niet snel weg te moffelen.
Gertenbach, die ook de drukker was van de Zandvoortse Courant, zag het belang van het nieuws dat de krant verspreidde. In het eerste exemplaar dat hij drukte – nummer 28, van 15 november 1941 – stonden artikelen over een door de Duitsers beoogde ‘nieuwe nazi-religie’ en ‘de berooving van onze Joodsche landgenooten’.
De laatste krant die hij drukte was nummer 33 van 24 januari 1942, met daarin het artikel:‘ Nederlandsche Joden naar concentratiekampen’.
Vlucht naar Engeland
Gertenbach heeft in ruim twee maanden zes nummers met een oplage van zevenduizend tot achtduizend stuks kunnen drukken. Aan zijn belangrijke taak kwam abrupt een einde. Zijn illegale werk werd ontdekt door een briefje dat Frans Goedhart, een van de oprichters van Het Parool, bij zich droeg toen hij naar Engeland wilde vluchten.
Goedhart was tijdens zijn vlucht in januari 1942 gearresteerd op het Scheveningse strand. Hij droeg niet alleen een volledige jaargang van Het Parool en militaire informatie voor de Nederlandse regering in Londen bij zich, maar ook een briefje gericht aan een van zijn helpers om ‘twintig riem papier’ naar Gertenbach te brengen, zo beschrijft Madelon de Keizer in haar boek Het Parool 1940-1945. Dat het om een drukkerij zou gaan, was niet moeilijk te raden.
Nog diezelfde maand, op zaterdag 31 januari 1942, stonden een medewerker van de Sipo (Sicherheitspolizei) en twee politierechercheurs op de stoep bij de drukkerij. De Keizer: ‘Het was een zaterdag en Gertenbach en zijn drukker Paap waren distributiemateriaal in de drukkerij aan het neerleggen. (…) Gertenbach deed open en (...) de mannen zeiden van Het Parool te zijn. Daarop reageerde Gertenbach boos: ‘Komt er nu weer een ander! Dat moet afgelopen zijn want op deze manier wordt het mij te gevaarlijk.’
De drie mannen maakten daarop bekend wie ze eigenlijk waren. ‘Ontkennen had geen zin meer.’ Gertenbach en zijn medewerkers Piet Paap en IJs de Jong werden gearresteerd. Gertenbach werd bij het eerste Paroolproces in december 1942 samen met dertien Paroolmedewerkers ter dood veroordeeld en op 5 februari 1943 op de Leusderheide gefusilleerd. Het doodvonnis van Paap en De Jong werd omgezet in een lange tuchthuisstraf.
Afscheidsbrieven
De ter dood veroordeelden mochten afscheidsbrieven schrijven. Ook Gertenbach schreef enkele uren voor zijn dood – zijn brief is geschreven om 11.15 uur – vanuit de Kriegswehrmachtgefängnis in Utrecht, waar hij ‘met negen makkers in een celkamer’ zat, aan zijn vrouw Rie (1902) en zijn kinderen Wimmie (9), Niesje (3) en Anne-Mieke (2), en moeder een afscheidsbrief.
‘Dit is de laatste brief die je van mij zal ontvangen, want om 2 uur vanmiddag zal het doodvonnis over mij voltrokken worden. (…) Rie ik ben bereid om te sterven, voel mij wel erg verdrietig, maar sterk en rustig, want ik weet dat al mijn zonden vergeven zijn (…) Lieveling ik had zo graag weer bij jullie teruggekomen om alles goed te maken wat ik verzaakt hebt (…) Rie, wees sterk en heb vertrouwen en lieve moeder U ook (…) en ontvang in gedachten een flinke omhelzing en sterkte toegewenst. Lieveling je wil Wimmie, Niesje en Anne-Mieke wel echt van mij knuffelen en veel zoentjes geven, al had ik ’t graag ook zelf gedaan.’
In de brief spreekt Gertenbach de wens uit dat hij hoopt dat de oorlog snel voorbij is. ‘Ik hoop vrouwtje dat ’t gauw vrede mag zijn en je weer gauw in ons ‘oude huis’ mag zijn geïnstalleerd en de winkel goed mag gaan.’ Hij sluit af en zegt tegen zijn vrouw dat hij ‘zal sterven met de laatste gedachten aan jou, de kinderen en moeder aan God’.
Zijn vrouw Rie en zijn kinderen die naar Haarlem waren geëvacueerd, kwamen daar in april 1943 om het leven tijdens een mislukt bombardement op het NS-werkterrein.
Zijn twee makkers uit de drukkerij overleefden de oorlog. Wim Gertenbach kreeg in 1946 postuum het Verzetskruis.