PlusGeschiedenis

De Amsterdamse baby’s die te vondeling werden gelegd

Honderden baby’s werden rond 1800 jaarlijks te vondeling gelegd, vaak met een hartverscheurend briefje van de moeder erbij. Over deze Amsterdamse vondelingen is nu een boek en een expositie in het Stadsarchief.

Hanneloes Pen
Een van de briefjes die werden achtergelaten bij de kinderen. Beeld Amsterdam Museum
Een van de briefjes die werden achtergelaten bij de kinderen.Beeld Amsterdam Museum

Het te vondeling leggen van een baby was twee eeuwen geleden een niet ongebruikelijk tafereel. In 1817 was het aantal vondelingen heel groot: 769 Amsterdamse kinderen werden op straat neergelegd. De briefjes die de moeders bij hun pasgeboren kind neerlegden waren hartenkreten, vaak met een verzoek tot doop of het geven van een bepaalde naam erbij.

Bij het meisje dat op 24 februari 1797 op de Leidsegracht werd gevonden, was ook een briefje aangetroffen. De moeder had van het vodje papier een hartje gemaakt. De tekst op het briefje luidde: ‘Versoeke dit kind te laate doopen Anna ­Elisabet waar voor op Zijn tijt belooning zal geschieden.’

Het meisje werd, net als andere vondelingen, naar het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht gebracht, het pand dat later zou worden verbouwd tot Paleis van Justitie. Ze werd ingeschreven in het Innameboek – met de vindplaats en de datum van de vondst – en het briefje van moeder werd erbij geplakt.

Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis verzonnen de achternaam van dit meisje. Anna Elisabet kreeg de achternaam Hart. Ze werd gedoopt in de NZ-Kapel en, zoals gebruikelijk in die tijd met vondelingen, naar een min gebracht die het baby’tje voedde. Uiteindelijk leefde het meisje nog geen elf maanden.

Een van de briefjes die werd achtergelaten bij de kinderen. Beeld Amsterdam Museum
Een van de briefjes die werd achtergelaten bij de kinderen.Beeld Amsterdam Museum

In de expositie Vondelingen. Het Aalmoezeniersweeshuis van Amsterdam wordt de geschiedenis uit de doeken gedaan van het Amsterdamse tehuis, waar vanaf 1666 wezen en verlaten kinderen werden opgevangen. “Het weeshuis was mede opgericht om kindermoord te voorkomen. Er werden regelmatig ongewenste baby’s in de gracht gegooid,” zegt gast­conservator Nanda Geuzebroek.

Door de economische recessie aan het einde van de 18de eeuw nam het aantal vondelingen en weeskinderen explosief toe. In 1780 werden ‘slechts’ 119 vondelingen aangetroffen. In de jaren negentig van de 18de eeuw schommelde het aantal rond de 300 tot 400, met uiteindelijk een piek van 769 vondelingen in het hongerjaar 1817. Tijdens de pieken zaten er 2400 kinderen in het weeshuis.

In een pijpenmandje

Het te vondeling leggen van baby’s werd vooral gedaan door ongehuwde moeders, onder wie dienstbodes die zwanger waren geraakt van de heer of zoon des huizes, weduwen, prostituees of arme gezinnen. Vaak werden de kinderen ’s avonds in een spanen mutsendoos, een pijpenmandje of zonder kleding gewikkeld in een doek of rok in de omgeving van het Aalmoezeniershuis neergelegd.

De moeder of vader moest wel op haar of zijn tellen passen: het was strafbaar. Internering in een werkhuis hing de overtreders boven het hoofd. Bovendien lag de verrader op de loer: ­iemand die een vrouw aangaf kreeg 250 gulden als beloning, twee derde van een jaarinkomen.

Het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht. Beeld Jan Punt / Amsterdam Museum
Het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht.Beeld Jan Punt / Amsterdam Museum

De gevonden baby’s werden tot hun vierde jaar naar een min gebracht die het kind voedde. In het Minnenregister werd bijgehouden naar welke min het kind ging. Veel minnen woonden in de Jordaan, dikwijls ‘in de gangen, stegen of dwarsstraten van de Looiersgracht’, blijkt uit een plattegrond van Amsterdam die op de tentoonstelling in het Stadsarchief te zien is.

Topminnen

De helft van de minnen had niet meer dan één kind. Een vijfde kreeg twee kinderen toegewezen. Veertien ‘topminnen’ zorgden voor meer dan twintig kinderen. De top 5 van ‘topminnen’ wordt aangevoerd door de smidsweduwe Agenietje Swarthof (1738-1812), die 134 kinderen opving. De min kreeg er tussen de 60 en 70 gulden per jaar voor.

Veel kinderen werden echter niet oud. 50 procent overleed in de eerste twee jaar, 80 procent nog voor de volwassenheid. “Het ging vaak om ondervoede kinderen. Sommigen haalden de volgende dag niet eens. Anderen kregen geslachtsziektes mee. Meisjes die wel ouder werden, kwamen soms in de prostitutie terecht,” zegt Geuzebroek, die bij de tentoonstelling een rijk geïllustreerde boek schreef.

In 1828 werd het Aalmoezeniersweeshuis gesloten om plaats te maken voor het Paleis van Justitie. Het aantal vondelingen nam snel af doordat vondelingen voortaan naar Veenhuizen werden gebracht. “Een stuk verder. Dan was je je kind helemaal kwijt.”

Vondelingen. Het Aalmoezeniersweeshuis van ­Amsterdam 1780-1830 is in het Stadsarchief te zien t/m 4/10. ­Reserveren verplicht.

Veelzeggende namen

Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis verzonnen zelf een naam voor de vondeling als deze zonder briefje met een naam was neergelegd op de stoep. De achternaam verwees naar een zekere achtergrond van de vondeling. Zo kreeg een jongetje de naam Jan Lindt vanwege het met lint versierde briefje dat bij hem was achtergelaten. Een meisje werd Maria Secreet genoemd nadat zij was gevonden bij het openbaar toilet bij de Leidsepoort. Eva Vijg werd zo genoemd omdat zij bloot op straat was neergelegd.

Veel vondelingen werden gevonden voor de stal van slager Bouman op de hoek Leidsestraat/Prinsengracht. Zij kregen zijn naam of een variant erop: Beenhakker, De Slager, Vleeschhouwer of Vleezig. Andere kinderen werden Azijn genoemd, naar de azijnmakerij op de Leidsegracht of Stokvis, naar het gelijknamige pakhuis op de Leidsegracht. Aaltje Vis werd gevonden voor een vispakhuis en Anna Wijn voor de buurttapper.

Ook verwezen namen naar hun gemoedstoestand – Kors de Krijter, Johanna Maria Stil, Cornelis Mak – of hun uiterlijk – Cornelia Schoonwees en Wilhelmina Fraaij.

Soms zat de regent zonder inspiratie. ‘Achter zijn bureau zag hij zijn kamer vol staan met voorwerpen die tot naam konden dienen, denk aan Christoffel Stoel, Johannes Klok of Maria Hoedt,’ schrijft Nanda Geuzebroek in haar boek Vondelingen.

Vondelingen, Nanda Geuzebroek, Uitgeverij Verloren, €25,-

Wilt u belangrijke informatie delen met Het Parool?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van Het Parool rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@parool .nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden