PlusKlapstoel
Daan Roovers: ‘Ik moet echt feestjes hebben’
Daan Roovers (1970) is Denker des Vaderlands. Ook is ze publieksfilosoof en oud-hoofdredacteur van Filosofie Magazine. Donderdag houdt ze een preek over 2020 tijdens De Nieuwe Nachtmis in Utrecht.
Veghel
“Daar ben ik geboren, een groot dorp in Brabant. Ik heb het dorp nooit helemaal achter me kunnen laten, al woon ik al achttien jaar in Amsterdam. Vorige week kwam ik op straat de postbode tegen die me ter plekke de post overhandigde, dat vond ik een goed teken.”
“Mijn vader was directeur van een melkfabriek, mijn moeder was huisvrouw, al was ze eigenlijk nooit thuis. Ze zat in drie koren en vijf gymclubs, was vrijwilliger hier en daar, ze regelde eigenlijk het hele dorp. We waren met zijn zessen thuis, ik was de jongste en een beetje de wijsneus geloof ik. Van school herinner ik me weinig, daar speelde mijn leven zich niet af. Meer in de kroeg, met vrienden. We deden eindeloos veel spelletjes. Live action role-playing games, zeker drie avonden per week. We lazen allemaal de boeken van Tolkien, daar waren die spellen op gebaseerd. In zo’n dorp is niks hè? Geen bioscoop, nog net een zwembad – maar in dat zwembad is dan ook weer niks. Dus ga je dit soort dingen doen. Nee, ik speelde geen hobbit, ik was een elf. Maar daar kan ik nu ook niet goed meer mee voor de dag komen, vrees ik.”
Bloemenwinkel
“Mijn eerste baantje. De winkel heette Van Schie, midden in het dorp, naast de Hema. De mensen kwamen er de hele dag om een praatje te maken. Dat doe ik ook nog steeds, als ik bij mijn vader ben: een kaarsje opsteken in de kerk en dan langs Van Schie. Alle grote gebeurtenissen komen daar langs: mensen halen een bloemetje omdat ze ruzie hebben gemaakt, of 25 jaar getrouwd zijn, of omdat ze een rouwboeket moeten bestellen. Ik vroeg het klanten altijd: heb je iets te vieren of iets goed te maken?”
“Chrysanten werden het meest verkocht. Heel degelijke bloemen, vooral populair omdat ze zo lang goed blijven. Ik vind eigenlijk alle bloemen mooi, behalve kerststerren. Die zijn zo aanstellerig. Ik heb jarenlang in die winkel gewerkt. Toen ik naar Nijmegen ging om geneeskunde te studeren, zei mijn baas: als alles mislukt, kun je altijd nog terugkomen.”
Daan Rokers
“Die bijnaam was behoorlijk adequaat. Toen ik stage ging lopen bij Filosofie Magazine, toen ik klaar was met geneeskunde en filosofie, rookte ik heel veel. Ik droeg altijd een houthakkershemd en in mijn borstzak zat zo’n buil shag met een aansteker. Samson halfzwaar, geen Drum natuurlijk, Drumrokers hebben geen smaak. De redactie zat in Leusden, ik woonde nog in Nijmegen, dus ik kwam elke dag met een autootje naar de redactie. Dat was nogal een doorrookt autootje, ze noemden het de rijdende asbak.”
Denker des Vaderlands
“Ik heb die titel ooit zelf bedacht. Bij Filosofie Magazine dachten we: zou het niet leuk zijn om bij alle grote gebeurtenissen iemand te hebben die meedenkt, op de huid van de actualiteit, over wat dingen betekenen? Toen iedereen het een goed idee vond, was het een kwestie van een persbericht maken en iemand zoeken die het wilde doen. De eerste was Hans Achterhuis. Hij was met pensioen – dus had hij tijd, dat moest wel, want dit was onbetaald – en hij was iemand die vond dat het publieke debat ook door filosofen moet worden gevoerd. Dus gingen we op een ochtend met bloemen en een fles champagne naar zijn huis om hem te vragen, en toen durfde hij geen nee te zeggen. Dat die titel iets voorstelt, is niet de verdienste van de persoon die hem heeft bedacht, maar van degenen die hem de afgelopen jaren hebben ingevuld. Daar ben ik vooral trots op.”
Accordeon
“Ik heb er een paar. Het is een heel goed instrument voor mij: je kunt met redelijk weinig techniek al behoorlijk meeblazen. Je hebt sowieso volume. Ik heb weleens op de school van mijn kinderen gespeeld, dat weet ik nog, die kleuters konden er niet overheen zingen. Het is best een theatraal instrument, je kunt er lekker mee rondlopen, heel geschikt voor feesten en partijen. Daarom speel ik nu ook niet zoveel, ik speelde vooral in gelegenheidsbandjes, met anderen. In mijn eentje kan ik me slecht motiveren, ik moet echt feestjes hebben.”
“Mijn favoriete nummer is Space Oddity, van David Bowie. Er zitten heel rare orgeltjes in en fluittonen. Op een gegeven moment zweeft er iets door de ruimte en er wordt ook een raket gelanceerd. Dat geluid kun je heel goed nabootsen op een accordeon.”
De Pest
“Een van mijn favoriete boeken, Albert Camus is mij heel dierbaar. Sinds corona komt iedereen met De Pest op de proppen, het is zo’n rijk boek: het onderzoekt hoe wij ons tot elkaar verhouden, hoe wij het met onszelf uithouden. In het boek wordt een stad volledig afgegrendeld van de buitenwereld. Als je de blik op de samenleving zelf richt, zie je hoe absurd en willekeurig het leven is. Kinderen gaan dood, de pastoor sterft, dus geloven in god helpt ook al niet. Camus laat zien dat er mensen zijn die anderen helpen en mensen die opportunistisch zijn, die proberen er een slaatje uit te slaan. Die aspecten zitten allebei in ons. Je hebt beide neigingen, zowel om wc-papier te hamsteren als om maaltijden te doneren voor de zorg . Het is aan de persoon in kwestie om te kiezen welke impuls je de overhand laat krijgen.”
Prins Carnaval
“Mijn vader was dat. Ik wilde dat ook altijd worden, Prins Carnaval en pastoor, maar beide konden niet, want meisje. Ik weet niet of ik mijn feministische strijd moet richten op carnaval, carnaval is altijd een feest van de achterhoede geweest, hoewel ik het met veel plezier vier. Ik vind het heel erg dat het komend jaar niet doorgaat, ik haal er echt mijn hart aan op.”
“Afgelopen jaar mocht ik tijdens de carnavalsmis in een stampvolle kerk een voordracht houden, met mijn pruik op en mijn carnavalstenue aan. Dat was vlak voor corona, er waren zeker twaalfhonderd mensen. Ik zat daar met mijn hoogbejaarde vader in die drukke mis en daarna gingen we gewoon naar het café met zijn allen. Het is voor ons goed afgelopen, maar Veghel zat in het oog van de storm. Het was zo heftig dat ik in korte tijd zeven condoleancekaarten heb gestuurd. Ouders van vrienden, oudere mensen. Carnaval heeft flink om zich heen gegrepen. Er zijn mensen die ik tijdens die mis heb gezien die er nu niet meer zijn.”
Inburgeringscursus
“Die heb ik weleens gedaan, uit nieuwsgierigheid. Wat zou je eigenlijk moeten weten als je inburgert in Nederland? Hele gekke dingen, ik ben met de hakken over de sloot geslaagd. Ik wist best een aantal dingen niet die je kennelijk behoort te weten, zoals wat je meeneemt voor de buren als je wordt uitgenodigd om te komen eten. Een bos bloemen was het goede antwoord, maar dat doe ik echt nooit.”
Acedia
“Lamlendigheid, iets tussen lusteloosheid en verveling. De middeleeuwse monniken beschreven het als de demon van het middaguur, een staat van zijn waarin je je niet kunt concentreren op de zaak die voor je ligt. Mijn oudste zoon kan uren op zijn kamer huiswerk zitten maken zonder resultaat. Hij kijkt naar dat boek, en dat boek kijkt naar hem, en na anderhalf uur is er niets gebeurd. Het gebrek aan focus. Evagatio mentis, het wegzweven van de geest, je ziet het bij alle middelbare scholieren. De middeleeuwers hadden er al last van. En in quarantaine kreeg ik het ook. Inertie, een schuldige traagheid. Toen ik daarover schreef, reageerden veel mensen: o, dat herken ik precies. Het valt nu ook meer op. Voor corona zaten we minder thuis, dus als je dan iets niet af kreeg, lag het aan de vergadering, aan drukte, doordat je onderweg was. Nu zit je zo veel op je kont en denk je: ik kan nu én Spaans studeren én accordeon oefenen en je doet het allemaal niet.”
Daan
“Eigenlijk heet ik Danielle, maar niemand noemde me zo. Toen ik ging schrijven, moest ik kiezen. Als ik onder mijn officiële naam zou publiceren, zou niemand weten dat ik het was. En het heeft wel een voordeel, dat veel mensen denken dat ik een man ben. Mannen worden meestal niet lager ingeschat dan vrouwen, zal ik maar zeggen.”
René Gude
“Mijn dierbaarste vriend. Hij was ook Denker des Vaderlands, maar we kenden elkaar al van ver daarvoor, toen hij nog advertentieverkoper was voor Filosofie Magazine. In de laatste week als Denker des Vaderlands is hij overleden. De mensen wilden steeds met hem praten over ziek zijn en overlijden. Hij had zelf ook wel veel zin om het over Kant en Descartes te hebben, maar uiteindelijk besloot hij: kennelijk heb ik hier een taak in. Nog steeds vertellen mensen me hoe hij ze heeft geïnspireerd na te denken over wat je moet doen als je weet dat je gaat sterven. Je kunt je ervan afkeren en denken: zolang ik niet dood ben, is er niets aan de hand. Of je kunt denken: ik ga dood, ik houd er nu mee op. De kunst is iets ertussenin te verzinnen.”
Mensen maken
“Ik heb een boekje geschreven over opvoeden volgens Rousseau. Hij heeft veel contra-intuïtieve ideeën over opvoeden die mij veel geleerd hebben. Zijn belangrijkste ideaal is vrijheid. Dat betekent niet, zoals mijn kinderen denken, met rust gelaten worden. Rousseau zegt: als je een kind vrij wilt laten, moet je erbij in de buurt blijven. Een kind dat je in de box zet, daar kun je van weglopen. Vrijheid betekent samen oplopen. Dat vind ik zo’n fantastisch idee.”
Kiki Schippers
“Een cabaretière, begrijp ik? Ik ga bijna nooit naar cabaret. Als ik iemand goed vind, kan ik er bijna niet naar luisteren. Veel te confronterend. Cabaret is nooit gewoon ‘leuk’. Als ik iets grappig vind, is het te pijnlijk om er lang naar te luisteren. Dan denk ik vaak: oeh, mag ik nu weg?”
De Nieuwe Nachtmis, donderdag 24 december, 21.00 uur. tivolivredenburg.nl