PlusExclusief
Comedian Roué Verveer: ‘Mensen praten over Amsterdamse humor, maar ik heb die nog niet kunnen ontdekken’
Comedian Roué Verveer kwam in 1991 als student naar Amsterdam. Nu is hij 50 en heeft hij moeite met hoe ‘woke’ de samenleving is. ‘Zelfs in Suriname zijn er nu mensen die vinden dat ik een grap niet meer mag maken, terwijl iedereen er een paar jaar geleden nog keihard om moest lachen.’
Na twintig jaar in Osdorp verhuisde Roué Verveer in 2020 naar de Zuidas, alleen doet hij niet mee aan het Zuidasleven. “Ik weet ook niet precies wat dat betekent. Als mensen roepen: zo zo, de Zuidas – het zegt me niets. Ik leef hier, maar met de Osdorp-mentaliteit. Ik haal daar nog steeds mijn brood, bij Van Toor op de Calandlaan, ik ga naar de gym in Osdorp. Waar mensen ook aan denken bij de Zuidas: ik leef het niet.”
Dit in tegenstelling tot zijn jongste zoon, Julian. “De oudste, Randy, was in West altijd op straat, zat op het Calandlyceum, hij voelde zich thuis daar. De jongste zat in Osdorp altijd binnen. Hij was drie en at sushi, wilde oesters proeven. Mijn oudste zei toen al: ‘Julian woont er nog niet, maar jullie hebben een Zuidkind gekregen’.”
“Nu wonen we hier en wil hij na school altijd met vrienden afspreken, naar nieuwe restaurants in de Beethovenstraat. Ik kwam met hem bij Hergo en de mensen achter de toonbank zeiden: ‘Hé Julian, hoe gaat het, wil je hetzelfde als vorige keer?’ De oudste komt uit Osdorp en vraagt: ‘Wat, Hergo, hóéveel kost een broodje daar?’”
De omstandigheden waaronder Roué Verveer zelf naar Amsterdam verhuisde, in 1991, waren anders dan die van zijn kinderen. “Ik woonde in Suriname, de economische situatie was ruk en ik wilde naar Nederland. Van de honderd leerlingen die slaagden voor het vwo kwamen er vijfenzeventig naar Nederland, denk ik. Met een studentenvisum. Dan had je vier jaar de tijd om te kijken hoe je hier kon blijven.”
Wat ging je studeren?
“Econometrie, aan de UvA. Ik wist niet dat het de moeilijkste studie was, ik dacht: economie en wiskunde, daar ben ik allebei goed in.”
Waarom kwam je naar Amsterdam?
“Vanuit Suriname was ik vaak in Nederland op vakantie geweest en dan sliep ik bij familie in Amsterdam, ook in Osdorp. We hadden familie in Rotterdam en Utrecht en Den Haag, maar als we daarheen gingen, voelde ik al: dit is het niet. Geen drukte, geen gezelligheid. Als we na zo’n bezoek terugreden naar Amsterdam, was het alsof ik weer thuiskwam.”
Was het anders dan in Suriname?
“Daar gebeurde alles op straat, hier was het binnen. De afstanden waren groter, in Nederland moest je een afspraak maken als je iemand wilde zien. Het eten was niet zoals in Suriname, maar ik bekeek alles als een verrijking, niet als een beperking. Ik was open en vrolijk.”
“Het was wel zo dat ik bijna alleen omging met andere Surinamers die ook net hier kwamen wonen. In de eerste schil van mijn vriendengroep zitten nog steeds Surinamers met wie ik ben opgegroeid, geen Nederlanders.”
Hoe werd je comedian?
“Leraren en andere mensen van vroeger zeggen nu dat ze het vroeger al wisten. Als kind was ik de gangmaker, altijd aan het woord. Ik dacht toen niet: later word ik comedian. In 1995 was ik terugverhuisd naar Suriname, na mijn studie wilde ik het toch nog proberen. In 1999 kwamen Najib Amhali, Eric van Sauers, Howard Komproe en Murth Mossel voor een optreden naar Paramaribo. Na de show ontmoette ik die mannen, en zij zagen dat ik een goede verteller was.”
“In datzelfde jaar verhuisde ik weer naar Nederland en begon ik bij Comedytrain, waar zij ook bij hoorden. De eerste jaren durfde ik me geen comedian te noemen. Ik trad alleen op in het weekend, doordeweeks werkte ik bij de Postbank. Na een paar jaar durfde ik het aan om een jaar fulltime als comedian te werken, ik wilde geen spijt krijgen dat ik het nooit had geprobeerd. Dat jaar ben ik nu al twintig jaar aan het verlengen.”
Bestaat er zoiets als Amsterdamse humor?
“Mensen praten daar wel over, maar ik heb die nog niet kunnen ontdekken. Net zoals die eigenschappen per provincie. Wanneer iemand zegt: dat is typisch een nuchtere Fries, of een Tukker, of juist een Brabander die dan weer losser zou zijn – ik ben niet opgegroeid in Nederland, het zegt mij niets.”
Bestaat Surinaamse humor?
“Dat is plagen, daar bestaan onze grappen uit, elkaar pesten. Mijn hele vriendengroep is gebaseerd op die shit. Een grap maken over iemand, in zijn gezicht. Het is ook zelfspot. Ik ben een creool, als ik een grap maak over een Javaan of een Hindoestaan gaat die ook over mij, we zijn allemaal Surinamers. Al begint die woke shit nu wereldwijd te worden, zelfs in Suriname zijn er nu mensen die vinden dat ik een grap niet meer mag maken, terwijl iedereen er een paar jaar geleden nog keihard om moest lachen.”
Wie is jouw publiek?
“In het begin speelde ik in kleine zalen voor het Nederlandse cabaretpubliek, mensen die mij een keer kwamen proberen. Surinamers komen pas als je bekend bent, de theatercultuur zit niet in ons. Zij kwamen pas nadat een show van me landelijk werd uitgezonden en ik in het tv-programma van Jörgen Raymann was geweest. Nu heb ik een gemengd publiek, in afkomst en leeftijd.”
Reageert een Surinaams publiek anders?
“Om de drie jaar speel ik een voorstelling die Surinaams gesproken is. Ik ben gewend aan de lach, maar bij dat publiek is het next level. Surinamers lachen niet, ze gillen. Na zo’n avond zweef ik van het podium.”
En Amsterdams publiek?
“Dat publiek is goed, maar je merkt dat ze veel gewend zijn. Een gemengde zaal in Rotterdam reageert uitbundiger dan een gemêleerde zaal in Amsterdam. Ook witte Rotterdammers reageren heftiger, dat zie je in voetbalstadions.”
Wat is het mooiste theater van Amsterdam?
“De Kleine Komedie. Een echte intieme schouwburg. Ik mocht er pas bij mijn derde voorstelling spelen, het was een eer. Veel mensen zullen zeggen: Carré. Voor mij voelt dat niet als een theater, het zit in een andere league. Alsof het niet een van de theaters kan zijn waar je een nieuw programma speelt. Voor Carré moet het iets specialers zijn dan dat.”
“De enige keer dat ik daar heb gestaan was ook met iets speciaals. Ze hadden me gevraagd voor het seizoen waarin hun 125-jarige jubileum werd gevierd. Toen heb ik mijn Surinaamse programma daar gespeeld. 1700 Surinamers in Carré, dat was niet eerder gebeurd.”
“De Meervaart heeft een meer allochtoon publiek. Als ik tegen Surinaamse Amsterdammers zeg dat ik mijn nieuwe show speel in de Kleine Komedie, DeLaMar en De Meervaart, dan reageren ze meteen: ik kom wel naar De Meervaart. Daar voelen ze zich meer thuis.”
Waar gaat Gewoon Roué over, je nieuwe programma?
“Ik ben vorig jaar 50 jaar geworden en sta op een punt in mijn leven waar ik om me heen kijk en denk: het gaat te snel, ik kan niet meer mee met deze nieuwe tijd. Woorden die uit boeken moeten worden verwijderd, de zelfscan bij de kassa: waarom moet het anders, het was toch goed? Ik wil vasthouden aan wat ik weet. In vijftig jaar heb ik nooit ‘hen’ gezegd en nu moet ik meteen mee, zonder dat ik er even aan kan wennen. Daar speel ik mee.”
Is het niet meestal de oudere witte man die hier problemen mee heeft?
“Als ik iets zeg over Chinezen of iemand dik noem of lelijk, dan heb ik ook een probleem. Wanneer een vrouw zegt dat ik haar ooit heb misbruikt of geïntimideerd, dan ben ik de lul. Dat vind ik een beangstigend uitgangspunt. Deze tijd benauwt me. Het mooie is dat ik in de voorstelling geen antwoord geef, maar je hebt wel keihard gelachen. De humor zit in hoe ik me beveilig tegen deze tijd.”
CV
Roué Verveer (Paramaribo, 1972) is comedian. Met zijn nieuwe theaterprogramma Gewoon Roué speelt hij tot 2 juni door heel Nederland, en na een zomerstop weer van 2 oktober tot 18 mei 2024.
De stad van... Roué Verveer
Echt Amsterdams
“Altijd, maar vooral als ik op de snelweg de Ring zie, dan weet ik: bijna thuis.”
Accent
“Een mix van Surinaams en Nederlands, ABN. Inmiddels weet ik hoe een Amsterdams accent klinkt, maar zo spreek ik niet.”
Havermelk
“In mijn nieuwe show zit een stuk over hoe ik niet meer meekan met de koffie. Havermelk is een symbool van de verandering in de stad en die is niet positief.”
Huur of koop
“Mijn oom zei al: als het kan, moet je altijd een huis kopen.”
Import
“Zelfs de expats kunnen Amsterdammers worden voor zolang ze hier wonen. Dat iedereen die hier woont een Amsterdammer is: het maakt een stad juist groot. In wereldsteden werkt dat ook zo.”
Amsterdammers klagen graag over de snel veranderende stad, maar willen hier toch blijven wonen. Hoe werkt dat, vraagt schrijver Robert Vuijsje (Alleen maar nette mensen, Salomons oordeel) zich af in een wekelijkse interviewserie met bekende en minder bekende Amsterdammers. Lees hier alle afleveringen terug.