Plus
Bijna 80 procent jonge vrouwen in grote steden op straat lastiggevallen
Fluiten, naroepen, sissen of zelfs achtervolgen. In de vier grootste steden wordt 77 procent van de meisjes en jonge vrouwen lastiggevallen op straat.
Meer dan driekwart van alle meisjes en jonge vrouwen wordt weleens nagefloten of anderszins lastiggevallen op straat, zo blijkt uit nieuw onderzoek van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) onder 8000 jongeren. Jonge vrouwen van 12 tot 25 jaar oud uit de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag) kregen het vaakst te maken met nafluiten, gevolgd door sissen en het naroepen van vervelende opmerkingen of beledigingen. Sommige vrouwen gebeurde dit in de vorige twee jaren meer dan tien keer.
Dit heeft een grote impact op hoe zij over straat gaan, blijkt uit de cijfers. Sleutels, deodorant of pepperspray worden door een op de vijf meisjes en jonge vrouwen gebruikt om zich te kunnen verdedigen op plekken die onveilig voelen. Een even groot aantal vermijdt geregeld bepaalde plekken om niet te worden lastiggevallen. Twee op de vijf jonge vrouwen voelt zich onveilig of bang door straatintimidatie.
Vrouwen voelen zich velen malen onveiliger dan mannen, aldus Kaouthar Darmoni, directeur van Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, in een eerder bericht naar aanleiding van de ontvoering en moord op de Britse Sarah Everard in Londen. Darmoni: “Bij vrouwen heeft die onveiligheid een andere lading, een seksuele. Het zorgt ervoor dat ze zich anders gaan gedragen buiten. Ze zijn niet vrij in de publieke ruimte.”
Ook jonge mannen worden op straat geïntimideerd, blijkt uit de CBS-cijfers. Van hen geeft 40 procent aan te zijn lastiggevallen op straat. Naroepen gebeurt het vaakst, nafluiten, sissen en achtervolgen juist veel minder.
Groter probleem in de stad
Jongeren in de vier grote steden worden veel vaker lastiggevallen dan jongeren uit kleinere gemeenten, blijkt uit het CBS-rapport. Socioloog Mischa Dekker ziet verschillende verklaringen: “Het onderwerp heeft de afgelopen jaren veel aandacht gehad in grote steden als Amsterdam. Het is een bekend gegeven binnen de criminologie dat het aantal slachtoffers in enquêtes omhooggaat als een onderwerp hoger op de agenda staat. Het kan zijn dat mensen campagnes zien en ze zich daardoor bewuster zijn dat ze zijn nagesist. Ook laat onderzoek zien dat mensen zich meer geïntimideerd voelen als het iemand betreft van een andere culturele groep. De stad is nu eenmaal gemengder. En vanuit rechtse politieke partijen wordt vaak een verklaring gezocht bij hangjongeren en mannen met een migratieachtergrond.”
Over daders zijn echter nauwelijks betrouwbare cijfers beschikbaar, merkt Dekker op. Veel onderzoek, ook het nieuwe CBS-rapport, focust op slachtoffers en hun ervaring. “Het is natuurlijk belangrijk om hen zichtbaar te maken, serieus te nemen en te luisteren, maar de oplossing voor het probleem ligt niet bij de slachtoffers. Alle onderzoeken laten zien dat de meeste daders mannen zijn. Ik zou het interessant vinden om zien wat de intentie is van een man die nafluit, om daar beleid op te kunnen baseren”
Hoe zat het met het sisverbod?
Amsterdam heeft, net als Rotterdam, een verbod op straatintimidatie opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (ALV), maar het gerechtshof in Den Haag oordeelde dat dit in strijd is met de vrijheid van meningsuiting en dat dit niet lokaal kan worden geregeld. Het zogenoemde ‘sisverbod’ dat in 2016 werd gelanceerd, stelt zodoende niet veel meer voor. Daders die zich schuldig maken aan straatintimidatie, krijgen geen boete, maar slechts een waarschuwing.
Kort na de rechterlijke uitspraak kwam de gemeente begin 2020 met verschillende maatregelen, waaronder de campagne #jijstaatnietalleen, die is gericht op meisjes en vrouwen die online online of op straat te maken krijgen met seksuele intimidatie en geweld. Ook zijn er plannen om een landelijke wet te maken, die straatintimidatie strafbaar maakt.