PlusExclusief
Academische vrijheid op de UvA: kun je in de collegezaal nog wel alles zeggen?
Medewerkers van de Universiteit van Amsterdam worstelen met de vraag hoe ver hun academische vrijheid reikt, nu een kleine maar vocale groep studenten hen in toenemende mate bevraagt. Is de universiteit een plek om alles ter discussie stellen, of juist een safe space?
Met regelmaat legt bioloog Cor Zonneveld in zijn lessen op het Amsterdam University College (AUC) uit dat je bij pauwen, apen en mensapen evidente biologische verschillen ziet tussen mannen en vrouwen: ze hebben bijvoorbeeld verschillende strategieën als het gaat om voortplanting. “De nulhypothese,” zegt hij, doelend op de verwachte uitkomst, “is dan dat je bij mensen ook zulke verschillen kunt waarnemen.” Bovendien, zegt hij, is er veel onderzoek dat die hypothese steunt.
AUC, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam, is een internationale en veelzijdige opleiding gehuisvest op het Science Park in de Watergraafsmeer. Bij zo’n college hoorde Zonneveld laatst van een student: ‘Dat is slechts biologie, werk van oude witte mannen.’
In een hele andere tak van sport, ook op AUC, gaf universitair hoofddocent mediastudies Charles Forceville vorig jaar een collegereeks narratologie, en gebruikte daarvoor een verhaal van Alice Munro. “In dat verhaal speelde de kwestie: heeft een zekere vrouw een man verleid, of heeft die man deze vrouw verkracht? Dat wordt in het verhaal met opzet vaag gehouden.”
Na het college kwam een student naar hem toe. Ze gaf aan dat zij, net als meerdere vrouwen in haar college, zich ongemakkelijk had gevoeld bij het feit dat hij het woord ‘verkrachting’ had gebezigd. “Ik was verbijsterd. In de zeven jaar dat ik dit verhaal vertelde, had ik zoiets nog nooit gehoord.”
Hevige discussie
Stevig debat is op de Universiteit van Amsterdam nooit ver weg, maar zeker de laatste jaren wordt de discussie over de grenzen van de academische vrijheid in al haar hevigheid gevoerd in de collegezalen.
In 2018 bleek dat al, toen UvA’s eerste ‘chief diversity officer’ Anne de Graaf (aangesteld na de Maagdenhuisbezetting in 2015) in dagblad Trouw zei dat de universiteit onder geen beding een ‘safe space’ mocht worden, waarin bepaalde meningen niet meer geuit worden omdat ze studenten kunnen kwetsen. Confrontatie zou juist aanzetten tot het bevragen van de eigen overtuigingen. Zes studentenorganisaties kwamen daarop in protest, in een artikel in Het Parool.
Later dat jaar stuurden 75 UvA-medewerkers een protestbrief naar interviewplatform Room for Discussion omdat het de omstreden Canadese psycholoog Jordan Peterson had uitgenodigd. Enkele van die briefschrijvers ontvingen daarop doodsbedreigingen. In 2020 zorgde vervolgens een gastcollege van pedofiel Nelson Maatman op de universiteit voor landelijke ophef.
De nieuwste knuppel in dit hoenderhok komt van socioloog Laurens Buijs, die drie weken geleden in universiteitskrant Folia betoogde dat zijn academische vrijheid zou worden beperkt door ‘toenemende politieke correctheid en dogmatische linkse ideologie’. Hij doelde op zijn standpunten over non-binaire personen en de rol van de islam in antihomogeweld.
Activistische minderheid
Sommige studenten en docenten menen dat niet alles kan en hoeft te worden gezegd in de collegezaal, een standpunt dat in de volksmond ook wel ‘woke’ wordt genoemd. Die term uit Amerika staat voor de discussie over sociaal onrecht tegenover minderheden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het wegblijven bij racistische, seksistische of anti-lhbtq-standpunten. Anderen vinden juist dat de universiteit daar ook ruimte aan moet geven, omdat voor alles plek moet zijn in de collegezaal.
Bij beide flanken gaat het om een ‘kleine, maar zeer vocale en activistische minderheid’, blijkt uit een rondgang van Het Parool langs UvA-medewerkers en -studenten. De brede massa onder de ruim 42.000 studenten en 3000 docenten lijkt zich niet expliciet in de discussie te mengen.
Toch is het belang van deze discussie groot, erkent het UvA-bestuur. Het laat immers onafhankelijk en extern onderzoek doen naar de bedreiging van de academische vrijheid op de faculteit maatschappij en gedragswetenschappen, naar aanleiding van de kwestie-Buijs.
Wat staat er volgens docenten en studenten op het spel, en wat betekent het precies voor het onderwijs en debat in al die collegezalen?
Universitair hoofddocent mediastudies Forceville is er duidelijk over. “Als we op de universiteit niet alles kunnen zeggen, kunnen we de tent wel sluiten.” Hij ziet het als onderdeel van zijn taak om studenten weerbaar te maken voor de ‘boze buitenwereld’. Om dat te doen, zegt hij, moet je juist over moeilijke onderwerpen praten en debatteren – maar wel op een respectvolle manier.
Hij zit dan ook op de lijn van Anne de Graaf: de universiteit mag en kan geen safe space worden. Evenmin is hij fan van ‘triggerwarnings’, waarmee een docent waarschuwt voordat er – onder meer – racistische, seksistische of gewelddadige inhoud wordt besproken. “Regelmatig geef ik colleges over documentaires, die gaan vaker over rottige dingen dan over leuke dingen. Als ik dat behandel, geef ik aan het begin van mijn college één grote triggerwarning: je gaat dingen voorbij zien komen die je niet zo leuk vindt.”
Verschuivende opvattingen
Ook racisten hebben recht van spreken, zegt emeritus hoogleraar politicologie Meindert Fennema. Waarmee hij wil zeggen: voor kwalitatief goed onderwijs moet je met iedereen de dialoog aangaan, en niet mensen met een ‘verkeerd standpunt’ uitsluiten. Hij ziet zichzelf als links-progressief: antiracistisch, voor gelijkheid tussen man en vrouw. “En toch heb ik een biografie over Geert Wilders geschreven.”
Volgens Forceville zijn de verschuivende opvattingen over de academische vrijheid met name ingegeven door de veranderde populatie van studenten – onder meer door de toegenomen ‘internationale oriëntatie’ van de UvA. Al wijst hij erop dat een vergelijkbare discussie ook in de jaren zestig en zeventig speelde, toen een activistische groep studenten marxistische politicologie gedoceerd wilde krijgen: het is dus deels ook iets van alle tijden.
Volgens Fennema echter ligt de oorzaak van het veranderende klimaat eerder bij de UvA-staf. Zijn college over rassenverhoudingen in de Verenigde Staten, waarin hij het werk van Alexis de Tocqueville behandelt, werd een jaar geleden geschrapt nadat de onderwijscoördinator politieke theorie aan Fennema had gevraagd waarom hij het ‘n-woord’ gebruikte in dat college.
Volgens oud-UvA-student militaire geschiedenis Job van den Broek (25) beperken zowel studenten als staf de academische vrijheid. Een vriend zei onlangs tegen Van den Broek niet voor zijn prodefensiestandpunten uit te kunnen komen, uit angst zowel zijn carrièrekansen als promovendus op de universiteit, als het contact met medestudenten te schaden.
“Het is steeds lastiger om je op een manier te uiten die rechtser of conservatiever is dan waar, zeg, de PvdA voor staat,” zegt Van den Broek. Hij spreekt uit ervaring: hij zegt doodsbedreigingen te hebben ontvangen na artikelen van zijn hand waarin hij dat standpunt uit in universiteitskranten.
‘Antiwoke’ noemt hij zichzelf echter niet. “Het is goed dat we nadenken over bepaalde machtsstructuren, maar je moet er niet mee weg kunnen komen dat je iedereen die het met je oneens is ‘racist’ noemt.” Daarin ziet hij ook een rol voor de docent: “Ga niet te makkelijk mee in wat een activistische student wenst of vraagt.”
Bioloog Cor Zonneveld deed dat in elk geval niet, toen een student opwierp dat de biologie door ‘oude witte mannen’ is bedacht. “Voor mij houdt de discussie dan op, want je zet mijn wetenschap weg als irrelevant.” Een ‘uur lang welles-nietesdiscussie’ ziet Zonneveld niet meer zitten, sinds een gastcollege daar eens op uitdraaide.
Toch zal hij niet beweren dat zijn band met zijn studenten achteruitgaat door de ‘wokediscussie’. In het verleden vroeg hij statistiekstudenten altijd om de materie in simpele taal ‘aan hun moeder uit te leggen’, om het zelf goed te leren begrijpen. Nu gebruikt hij het woord ‘ouders’. Dat vindt hij een goede zaak – immers: waarom zou je moeder het minder snel begrijpen dan je vader?
En verminderde weerbaarheid van studenten, waar Forceville voor vreest, verwacht Zonneveld niet. Integendeel: iedereen in de collegezaal maakt mee hoe een bepaalde groep studenten ‘gepokt en gemazeld’ is in het poneren van standpunten. “Zij gaan tekeer tegen gastdocenten zoals ik dat als student nooit zou hebben gedurfd.”
Zwaarwegende taak
Stevige kritiek op een docent kan waardevol zijn voor het academisch onderwijs, vindt universitair hoofddocent mediastudies Jaap Kooijman. Studenten mogen het pertinent oneens zijn met alles in het lesmateriaal, vindt hij. Het hoort ook bij de relatie docent-student: de student mag bevragen, de docent moet leiden. Sterker: ruimte creëren zodat studenten de vrijheid hebben om alles te kunnen zeggen, is onderdeel van zijn didactische plicht als docent, vindt Kooijman.
Dat vraagt veel van docenten, wellicht meer dan ooit, maar dat hoeft ze niet vogelvrij te maken, vindt hij. Voor docenten is het belangrijk om onderscheid te maken tussen ‘verdedigen’ en ‘verantwoorden’. De docent hoeft zich niet te verdedigen, maar moet zich wel kunnen verantwoorden. “Want wie zich verdedigt, voelt zich aangevallen, maar wie zich verantwoordt, kan daarover in gesprek. En kan uitleggen: waarom dit bepaalde fragment of standpunt?”
Hoogleraar sociologie Sarah Bracke volgt Kooijman hierin. Zij benadrukt dan ook de zwaarwegende taak van de docent om studenten ook op alle fronten te corrigeren, gebaseerd op feiten en kennis.
Neem als voorbeeld de bewering dat de aarde plat is. Het is je grondwettelijke recht om dat te zeggen, aldus Bracke: je mag daarvoor de straat opgaan, verenigingen oprichten. “Maar academisch gezien kom je niet door peerreview, want het houdt wetenschappelijk geen stand.” Daar houdt ieders academische vrijheid op, omdat je stelling niet gestaafd wordt door feiten.
Studenten, kortom, bepalen niet de inhoud van het college. Elk jaar geeft ze het vak Intersectionalities: Class, Race, Gender & Sexualities, waarin volgens sommige studenten gevoelige inhoud voorbijkomt. Aan het begin van het college zegt ze dat studenten het vak niet door de mal van een safe space moeten zien.
Maar studenten hebben absoluut invloed op de discussie in de collegezaal, en dat noemt ze vooral positief, want discussie draagt uiteindelijk bij aan de kwaliteit van het college. Wie, bij wijze van spreken, vraagt om Immanuel Kant uit de syllabus te halen, zal nul op het rekest krijgen: Bracke zal dan in het volgende college Kant juist nauwkeurig bestuderen. (Kant is, zegt Bracke, in de Verenigde Staten onderwerp van discussie, omdat hij door verschillende kampen ervan wordt beticht ‘woke’, dan wel ‘niet-woke’ te zijn.)
Wat nou als je je echt niet veilig voelt in de klas? Jet Waterman (22, gebruikt de voornaamwoorden ‘hen/hun’) studeert interdisciplinaire sociale wetenschappen. Hen zegt dat er in werkgroepen naar hen is gestaard, of dat hen ‘rare opmerkingen’ heeft ontvangen van medestudenten wegens hun non-binaire genderidentiteit ‘waarin mijn identiteit werd ontkend’.
Een safe space is onmogelijk, denkt Waterman. “Er zullen altijd onhandigheden zijn, en er zullen altijd mensen zijn die duidelijk de geleefde ervaring van een ander ontkennen.”
Maar je kunt volgens Waterman als docent het college wel een stuk vrijer inrichten, om studenten tegemoet te komen die zich niet veilig voelen. Dat kan ook heel praktisch, zonder al te veel grote aanpassingen.
“Ik heb weleens een college over seksueel misbruik gehad van twee uur lang, waarin het eerste uur heel grafisch was en niet verplicht om te komen,” zegt Waterman. “Je werd wel gevraagd om de literatuur daarvan te lezen, zolang dat ging.”
Waterman: “Als de student zich niet meer veilig voelt in het college, houdt het op.”
Petitie
Hoe lastig ook, concluderen de meesten, het gesprek over academische vrijheid moet worden gevoerd én dat komt de kwaliteit van het debat ten goede, al is de toon soms netelig, fel en hard. Juist omdat iedereen een andere grens trekt, is de discussie over de grenzen van de academische vrijheid onvermijdelijk en essentieel.
Student Waterman maakt zeker gebruik van hun vrijheid om tegen docenten op te staan: hen heeft een petitie gestart tegen Laurens Buijs, onder meer om te bereiken dat studenten die zich bij hem niet veilig voelen niet naar zijn lessen hoeven te komen. De petitie is op moment van schrijven zo’n 450 keer ondertekend.
Emeritus hoogleraar Meindert Fennema plaatst een scherpe kanttekening bij de petitie. “Daarmee bewijs je alleen maar zijn punt dat je niet meer alles mag zeggen en dat de academische vrijheid ondermijnd wordt.”
Denk mee!
Wat is uw ervaring met academische vrijheid op de universiteit, als (oud-)student of docent? Wat staat er op het spel? Discussieer mee, via een korte reactie van maximaal 150 woorden onder vermelding van naam en woonplaats op hethoogstewoord@parool.nl of in een privébericht via Facebook of Instagram. Anonieme reacties worden niet geplaatst.